Oorzaken urineweginfectie
Een urineweginfectie ontstaat wanneer microorganismen, meestal bacteriën, via de urinebuis de urinewegen binnendringen en zich vermenigvuldigen. De meest voorkomende veroorzaker is de bacterie Escherichia coli (E. coli), die van nature in de darmen voorkomt. In sommige gevallen kunnen ook andere bacteriën verantwoordelijk zijn. Wanneer deze bacteriën per ongeluk in de buurt van de urinebuis terechtkomen, vaak vanuit de anus kunnen ze opstijgen naar de blaas en daar een ontsteking veroorzaken. Als de infectie verder omhoogtrekt, kan deze ook de nieren bereiken, wat leidt tot een ernstigere aandoening: een nierbekkenontsteking.
Er zijn verschillende omstandigheden die het risico op een urineweginfectie vergroten. Slechte hygiëne, zoals verkeerd afvegen na toiletgebruik (van achteren naar voren in plaats van andersom), kan bijdragen aan de verspreiding van darmbacteriën naar de urinewegen. Onvolledig legen van de blaas – bijvoorbeeld door haast, prostaatvergroting of neurologische aandoeningen zorgt ervoor dat er urine achterblijft waarin bacteriën zich kunnen vermenigvuldigen. Ook een verzwakt immuunsysteem, bijvoorbeeld bij mensen met diabetes, kanker of na een orgaantransplantatie, maakt het moeilijker voor het lichaam om een beginnende infectie te bestrijden.
Hormonale veranderingen, zoals tijdens de zwangerschap of de overgang, kunnen de balans in het slijmvlies van de urinewegen beïnvloeden, waardoor bacteriën gemakkelijker kunnen binnendringen. Vrouwen in de menopauze lopen daardoor een verhoogd risico, onder meer door een afname van oestrogeen die de vaginale flora verandert en de afweer vermindert.
Het gebruik van bepaalde anticonceptiemiddelen, zoals een pessarium in combinatie met zaaddodende middelen, kan de natuurlijke beschermingsmechanismen van de urinewegen verstoren. Ook urinekatheters, die bij ziekenhuisopnames of zorgbehoevende patiënten worden gebruikt, vormen een directe toegangspoort voor bacteriën naar de blaas en zijn een bekende oorzaak van infecties, vooral bij langdurig gebruik.
Verder speelt seksuele activiteit een belangrijke rol in het ontstaan van urineweginfecties. Tijdens het vrijen kunnen bacteriën vanuit de vaginale of anale omgeving gemakkelijker in de buurt van de urinebuis komen. Vrouwen lopen bovendien door hun kortere urinebuis anatomisch gezien meer risico op blaasontstekingen dan mannen, omdat bacteriën de blaas gemakkelijker kunnen bereiken.
Ook aangeboren afwijkingen of blokkades in de urinewegen, zoals nierstenen of littekenvorming, kunnen ervoor zorgen dat urine moeilijker wordt afgevoerd, wat het risico op infecties verhoogt. Kinderen met urinewegaandoeningen of mannen met vergrote prostaat zijn hier extra gevoelig voor.
Samenvattend is een urineweginfectie meestal het gevolg van bacteriële besmetting, maar wordt het risico aanzienlijk vergroot door factoren zoals hygiëne, hormonale veranderingen, blaaslediging, seksuele activiteit, medische hulpmiddelen en algemene weerstand. Door deze risicofactoren te begrijpen en waar mogelijk aan te pakken, kan de kans op herhaalde of ernstige infecties worden verkleind.